Referentiespagina
Op deze pagina kunt u de ervaring vinden van anderen. Dit zijn verhalen van verschillende vrijwilligers.
Referenties
‘Heel vaak merk je dat een familie de eerste nacht niet goed weet wat ze met je aanmoeten. Het is van beide kanten steeds weer even wennen. Maar omdat beide partijen met de beste bedoelingen bij een sterfgeval betrokken zijn, lukt dat toch altijd. De ene keer wat sneller dan de andere keer. En soms zelfs in één nacht! Ik heb het een keer meegemaakt dat ik bij een stervende vrouw thuiskwam, die samen met haar zoon in één huis woonde. Ik arriveerde tegen kwart voor elf in de avond.’
‘Ik belde aan, de zoon deed open. Boom van een kerel, jaar of vijftig. Hij zat met een pilsje in de kamer en bood me iets te drinken aan. We raakten aan de praat over van alles en nog wat. Om elf uur begon zijn horloge te piepen. Hij schrok, en vroeg: ‘is het de bedoeling da’k noe noar bedde goa?’ Na enige uitleg van mijn kant konden we er smakelijk om lachen en zei hij opgelucht: ‘dan nemme wie d’r nog eentje’. We hebben nog lang doorgepraat, tot diep in de nacht. Moeder sliep lekker en hij kon, misschien wel voor het eerst, zijn verhaal kwijt.’
Vaak vragen mensen naar het mysterie, het fenomeen, of, nog anders gezegd, het verwonderlijke dat maakt dat mensen zich inzetten als vrijwilliger voor de terminale zorg. Al die ellende, dat verdriet, het doodgaan van mensen; wat is daar nou leuk aan, want dat zouden zij niet kunnen. Mijn antwoord is dan: het is geen leuk werk, maar het is wel mooi en fijn werk. En hoe weet je dat jij dat niet kunt, heb je er al eens mee te maken gehad? Het antwoord is meestal ontkennend.
Mijn kennismaking met de terminale thuiszorg dateert van ongeveer tien jaar geleden. Ik had toen als kerkelijk medewerker in mijn wijk enige kankerpatiënten in de laatste fase van hun ziekte en zij maakten gebruik van de terminale thuiszorg. Toen heb ik al besloten om dit werk ook te gaan doen wanneer ik niet meer voor mijn brood moest werken. In het jaar 2000 was dat realiteit, ik las een noodkreet in de krant, en zo is het gekomen. Dat is alweer ruim vier jaar geleden, omgevlogen is de tijd dat ik heb mogen meehelpen om mensen thuis te kunnen laten sterven.
Het ‘er zijn’ voor de patiënt, maar vaak nog meer voor de partner en/of familie, geeft mij veel voldoening en verrijkt mijn leven. Na een nacht waken ga ik vaak met een fijn gevoel naar huis! Enig eigenbelang speelt dus ook een rol.
Het is echter lang niet altijd gemakkelijk, vooral als de patiënt veel pijn lijdt, of als de omstandigheden erg verdrietig zijn, want sommige mensen krijgen wel heel veel op hun dak. Ook bij jongere gezinnen kan het soms moeilijk zijn. Gelukkig kan ik er meestal goed afstand van nemen, ergens parkeren noem ik dat. Ook heb ik een geweldig fijn stel collega’s.
Al met al genoeg redenen om door te gaan.
Toen ik begon met het werk voor de Leendert Vriel Stichting had ik de verwachting dat ik mensen kon bijstaan tijdens hun laatste levensperiode. Ik had het overlijden van mijn ouders meegemaakt, ik had over het sterven gelezen en met anderen gesproken over hun ervaringen. En zo kreeg ik een beeld van wat me te wachten stond.
Het klinkt gek als ik zeg dat ik me verheugde op mijn eerste nachtwake. Laten we zeggen dat ik uitzag naar het moment dat ik daadwerkelijk zou worden ingezet. En daarbij de confrontatie met mezelf en mijn verwachtingen zou kunnen aangaan. De mevrouw waarbij ik moest waken lag in de slaapkamer van haar appartement. Zelf zat ik in de huiskamer. Met een klein lampje aan kon ik lezen en me oriënteren in haar huis. De zieke sliep de hele nacht. Ik had niets anders te doen dan mezelf wakker houden en regelmatig op mijn tenen naar de slaapkamer sluipen om te zien of alles goed ging. Eerlijk gezegd was het oer-saai en helemaal niet wat ik verwachtte. Ik had zelf moeite om wakker te blijven en van contact met de zieke was helemaal geen sprake.
Latere ervaringen hebben me geleerd dat het meestal anders gaat. Dat de zieke vaak onrustig is en behoefte heeft aan van alles en nog wat: aandacht, een beetje drinken, een opgeschud kussen of rechtgetrokken laken, een streling, een vastgehouden hand, een stukje voorlezen, een praatje, een po en soms ook een borreltje. Het zijn kleinigheden, ik vind het fijn om dat voor iemand te kunnen doen. Voor de zieke is dat het belangrijkste op dat moment.
In de twee jaar dat ik nu regelmatig waak is het me opgevallen dat ik vaak veel meer (emotionele) tijd besteed aan de partners, kinderen of huisgenoten. Dat zijn vaak degenen die op hun laatste benen lopen en die de zorg zonder ons niet zouden kunnen volhouden. We zijn niet alleen een luisterend oor, maar bieden hen ook een rustige nacht. En vooral, wij zijn mensen zonder haast. Voor ons is het niet zo dat de volgende patiënt al op ons ligt te wachten. We zijn niet door de plichten van het werk gedwongen om liefdevolle, maar te korte contacten af te moeten breken omdat we verder moeten. Wij hebben tijd, stellen die beschikbaar en krijgen er veel voor terug: het betrokken zijn bij iemands laatste levensfase.
Soms is onze betrokkenheid kort en éénmalig en is het contact vluchtig. Andere keren gaat het diep en raakt het je emotioneel. En altijd de verwondering van anderen: Waarom doe je dit? En de bewondering: Wat fijn dat jullie er zijn. En de dankbaarheid: Zonder jullie hadden we het niet gered.
Wij, vrijwilligers van de Leendert Vriel Stichting geven tijd en aandacht en krijgen er veel voor terug. Het voelt goed om dit te mogen en te kunnen doen. We worden toegelaten in de intiemste en kwetsbaarste periode in iemands leven. En daarvoor worden we nog hartelijk bedankt ook.